In Nederland brengen moedervarkens 80 dagen per jaar door in een kraamkooi. Net als iedere moeder wil een moedervarken voor haar kleintjes zorgen. Ze maakt bijvoorbeeld graag een nest, maar in een kraamkooi kan dat niet. Ze staat vastgeklemd en kan geen kant op.
De kraamkooi wordt door velen de grootste misstand bij zeugen genoemd. En terecht. Moedervarkens in kraamkooien zijn chronisch gestrest en vertonen vaak gestoord gedrag, zoals stangbijten en vacuümkauwen. Door de harde vloeren en metalen stangen krijgen de varkens vaak ook nog eens (doorlig)wonden en ontstekingen. In de veel te krappe kooi ligt het moedervarken vaak in haar eigen stront, waardoor ze weer last kan krijgen van blaasontsteking en andere infecties.
Toch blijven boeren de kraamkooi gebruiken, omdat ze bang zijn dat de zeug anders vaker op haar biggen gaat liggen en deze dood drukt. Er zijn echter alternatieve kraamstallen, zoals bijvoorbeeld het Pro Dromi systeem, waarin de zeugen en biggen vrij rond kunnen lopen en waarbij de biggensterfte niet hoger hoeft te zijn dan in een kraamkooi. In deze vrijloopstallen is de zeug veel ontspannener waardoor de bevalling soepeler verloopt en de biggen ook gezonder zijn.
Landen als Zwitserland en Zweden hebben al succesvol een verbod op de kraamkooi doorgevoerd. Ook in Noorwegen, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk gelden er strengere eisen voor de huisvesting van kraamzeugen, dus waar wachten we nog op? De overheid moet per direct de kraamkooi verbieden voor alle nieuwe stallen en bestaande stallen dienen binnen 10 jaar over te stappen.